Na het lezen over het diafragma, nu tijd om het te hebben over de sluitertijd!
Als je gaat zoeken op “Sluitertijd” kom je vooral de termen “bevriezen” of “beweging” tegen.
Kort gezegd: met de sluitertijd van je camera kun je dus bepalen of je beweging in je foto krijgt of niet.
Maar wat is het nu precies?
De sluitertijd is de tijd dat het licht op de sensor van je camera valt. De sluitertijd wordt ook wel de belichtingstijd genoemd.
Met de sluitertijd van je camera kun je bepalen of een onderwerp bevroren wordt in de tijd of juist bewogen is. Een lange sluitertijd kan een gevoel van beweging in je foto geven.
Lange sluitertijd wordt ook vaak toegepast bij avondfotografie en bijvoorbeeld lightpainting.
Bij een korte sluitertijd kun je beweging bevriezen; alsof een snel bewegend onderwerp stil staat.
Dus:
Hoe korter de sluitertijd, hoe korter het moment wat door de camera “gezien” wordt; het moment wordt bevroren.
Hoe langer de sluitertijd, hoe langer het moment wat door de camera wordt “gezien”; je ziet beweging in je foto.
Een voorbeeld van een lange sluitertijd (6 sec!) De sluiter blijft lang genoeg open om te tekenen met licht. Door het hoge diafragma (f11) is alles scherp.
Een voorbeeld van een korte sluitertijd (1/250). De vlucht van de vogel is “bevroren” op beeld. Door het lage diafragma (F1.8) is de vogel scherp maar zijn omgeving niet.
De uitdaging: speel eens met de sluitertijd van je camera en zie wat het doet!